De TI-Nspire™ tools gebruiken

Deze paragraaf biedt een overzicht van de tools die worden gebruikt bij het werken met TI-Nspire™ documenten op een rekenmachine, waaronder variabelen, catalogus, symbolen en wiskundige sjablonen.

TI-Nspire™ variabelen creëren

Variabelen kunnen elk gedeelte of eigenschap van een gecreëerd object of functie binnen een toepassing zijn. Voorbeelden van eigenschappen die variabelen kunnen worden zijn: de oppervlakte van een rechthoek, de straal van een cirkel, de waarde in een cel van een spreadsheet of de inhoud van een kolom, of een functie-uitdrukking. Wanneer u een variabele creëert, wordt deze opgeslagen in het geheugen binnen de opgave. Meer informatie over variabelen vindt u in het hoofdstuk getiteld Variabelen gebruiken.

De Catalogus gebruiken

Gebruik de catalogus om toegang te krijgen tot een lijst met TI-Nspire™ commando's en functies, eenheden, symbolen en sjablonen voor uitdrukkingen. Commando's en functies worden in alfabetische volgorde weergegeven. Commando's of functies die niet beginnen met een letter staan aan het einde van de lijst (&, /, +, -, etc.). De catalogus openen:

1. Druk vanuit een open document op k om de catalogus te openen.

2. Druk op de cijfertoets die overeenkomt met het betreffende tabblad.

Druk bijvoorbeeld op 2 om een lijst met wiskundige functies weer te geven.

3. Druk op ¤ totdat het item dat u wilt invoegen gemarkeerd is.

Een syntaxvoorbeeld voor het geselecteerde item wordt onderaan het scherm weergegeven.

Opmerking: Druk op e om extra syntaxvoorbeelden voor het geselecteerde item te bekijken en druk vervolgens op · om Help te maximaliseren of minimaliseren. Druk op g e om terug te keren naar het geselecteerde item.

4. Druk op · om het item in te voegen.

Over het catalogusvenster

Het catalogusvenster maakt gebruik van de volgende tabbladen om commando's, speciale tekens en sjablonen in documenten te categoriseren:

Bevat alle commando's en functies, in alfabetische volgorde

Bevat alle wiskundefuncties

Levert de waarden voor standaard meeteenheden

Biedt een symboolpalet voor het toevoegen van speciale tekens

Bevat wiskundige sjablonen voor het creëren van tweedimensionaleobjecten, waaronder product, som, wortel en integraal

Geeft openbare bibliotheek (LibPub)-objecten weer

Wizards gebruiken

Sommige catalogusfuncties hebben een wizard om u te helpen functie-argumenten in te voeren. Als u gebruik wilt maken van een wizard, drukt u op e tot het vakje Wizards aan gemarkeerd is. Druk op x of · om het vakje te selecteren.

Speciale tekens invoeren

Het symboolpalet bevat een subset van de objecten uit de catalogus. Het symboolpalet openen:

1. Druk op / k in een geopend document.

2. Druk op ¡, ¢, £ of ¤ om een symbool te selecteren.
3. Druk op · om het symbool in te voegen.

Wiskundige uitdrukkingen invoeren

Gebruik sjablonen voor wiskundige uitdrukkingen om tweedimensionale objecten zoals sommatie, integraal, afgeleide en wortel te creëren. Het palet voor wiskundige uitdrukkingen openen:

1. Druk op t in een geopend document.

2. Druk op ¡, ¢, £ of ¤  om een uitdrukking te selecteren.
3. Druk op x of · om de uitdrukking in te voegen.

Internationale taaltekens invoeren

Gebruik de toets ; om tekens met speciale accenten of punctuatie in te voeren bij toepassingen die tekstinvoer toestaan, zoals Notities.

1. Open een toepassing die tekstinvoer toestaat, zoals Notities.
2. Typ de gewenste tekst in.
3. Plaats de cursor achter de letter waar u een accent op wilt plaatsen. Bijvoorbeeld “e” in het Frans.

Druk op ; op het toetsenbord. Let op, “e” wordt “é.” Blijf op ; drukken tot u de juiste versie van e met een accent hebt gevonden. Druk op _ of op de volgende letter van uw tekst om het teken te accepteren en ga verder met typen.