C

ceiling()

ceiling(Waarde1)Þwaarde

Geeft het dichtstbijliggende gehele getal dat | is aan het argument.

Het argument kan een reëel of complex getal zijn.

Opmerking: zie ook floor().

ceiling(Lijst1)Þlijst

ceiling(Matrix1)Þmatrix

Geeft een lijst of matrix met de 'plafondwaarde' van elk element.

centralDiff()

centralDiff(Uitdr1,Var [=Waarde][,Stap])Þuitdrukking

centralDiff(Uitdr1,Var [,Stap])|Var=WaardeÞuitdrukking

centralDiff(Uitdr1,Var [=Waarde][,Lijst])Þlijst

centralDiff(Lijst1,Var [=Waarde][,Stap])Þlijst

centralDiff(Matrix1,Var [=Waarde][,Stap])Þmatrix

Geeft de numerieke afgeleide met behulp van de centraal-differentiequotiëntformule.

Wanneer Waarde gespecificeerd is, wordt elke eerdere variabeletoekenning of elke huidige “|”-substitutie voor de variabele onderdrukt.

Stap is de stapgrootte. Als Stap wordt weggelaten, is de standaardwaarde 0,001.

Wanneer u Lijst1 of Matrix1 gebruikt, dan wordt de bewerking toegepast op de waarden in de lijst of op de elementen in de matrix.

Opmerking: zie ook .

char()

char(Geheel getal)Þteken

Geeft een tekenreeks die het teken met het nummer Geheel getal van de tekenserie van de rekenmachine bevat. Het geldige bereik voor Geheel getal is 0–65535.

c22way

c22way obsMatrix

chi22way obsMatrix

Berekent een c2 -toets voor afhankelijkheid op de kruistabel van aantallen in de geobserveerde matrix ObsMatrix. Een samenvatting van de resultaten wordt opgeslagen in de variabele stat.results (hier).

Zie voor informatie over het effect van lege elementen in een matrix “Lege elementen” (hier).

 

 

Uitvoervariabele

Beschrijving

stat.c2

Chi-kwadraat-statistiek: som (geobserveerd - verwacht)2/verwacht.

stat.PVal

Kleinste significantieniveau waarbij de nulhypothese verworpen kan worden

stat.df

Vrijheidsgraden van de chi-kwadraat-statistieken

stat.ExpMat

Matrix van de verwachte tabel met aantallen elementen, waarbij wordt uitgegaan van de nulhypothese

stat.CompMat

Matrix van chi-kwadraat-statistiekbijdragen van elementen

c2Cdf()

c2Cdf(ondergrens,bovengrens,df)Þgetal als ondergrens en bovengrens getallen zijn, lijst als ondergrens en bovengrens lijsten zijn

chi2Cdf(ondergrens,bovengrens,df)Þgetal als ondergrens en bovengrens getallen zijn, lijst als ondergrens en bovengrens lijsten zijn

Berekent de c2 -verdelingskans tussen ondergrens en bovengrens voor de gespecificeerde vrijheidsgraden df.

Voor P(X { bovengrens) stelt u ondergrens = 0 in.

Zie voor informatie over het effect van lege elementen in een lijst “Lege elementen” (hier.)

 

 

c2GOF

c2GOF obsLijst,expLijst,df

chi2GOF obsLijst,expLijst,df

Voert een toets uit om te bevestigen dat de steekproefgegevens afkomstig zijn uit een populatie met de gespecificeerde verdeling. obsLijst is een lijst met aantallen en moet gehele getallen bevatten. Een samenvatting van de resultaten wordt opgeslagen in de variabele stat.resultaten (hier).

Zie voor informatie over het effect van lege elementen in een lijst “Lege elementen” (hier).

 

 

Uitvoervariabele

Beschrijving

stat.c2

Chi-kwadraat-statistiek: som (geobserveerd - verwacht)2/verwacht

stat.PVal

Kleinste significantieniveau waarbij de nulhypothese verworpen kan worden

stat.df

Vrijheidsgraden van de chi-kwadraat-statistieken

stat.CompList

Chi-kwadraat-statistiekbijdragen van elementen

c2Pdf()

c2Pdf(XWaarde,df)Þgetal als XWaarde een getal is, lijst als XWaarde een lijst is

chi2Pdf(XWaarde,df)Þgetal als XWaarde een getal is, lijst als XWaarde een lijst is

Berekent de kansdichtheidsfunctie (pdf) voor de c2-verdeling bij een gespecificeerde XWaarde voor de gespecificeerde vrijheidsgraden df.

Zie voor informatie over het effect van lege elementen in een lijst “Lege elementen” (hier).

 

 

ClearAZ

ClearAZ

Wist alle variabelen die bestaan uit één teken in de huidige opgave.

Als een aantal van de variabelen vergrendeld is, veroorzaakt deze opdracht een foutmelding en worden alleen de niet-vergrendelde variabelen gewist. Zie unLock, hier.

ClrErr

ClrErr

Wist de foutstatus en zet de systeemvariabele errCode op nul.

De Else-bepaling van het Try...Else...EndTry-blok moet ClrErr of PassErr gebruiken. Als de fout verwerkt of genegeerd moet worden, gebruik dan ClrErr. Als onbekend is wat er met de fout gedaan moet worden, gebruik dan PassErr om hem te verzenden naar de volgende foutenafhandelaar. Als er geen onbesliste Try...Else...EndTry-foutenafhandelaars meer zijn, wordt het foutendialoogvenster weergegeven zoals normaal is.

Opmerking: zie ook PassErr, hier en Try, hier.

Opmerking bij het invoeren van het voorbeeld: Instructies over het invoeren van programma's met meerdere regels en functiedefinities vindt u in het hoofdstuk Rekenmachine van de handleiding van uw product.

Zie voor een voorbeeld van ClrErr Voorbeeld 2 onder het commando Try (hier).

 

colAugment()

colAugment(Matrix1, Matrix2)Þmatrix

Geeft een nieuwe matrix die bestaat uit Matrix2 toevoegd aan Matrix1. De matrices moeten evenveel kolommen hebben, en Matrix2 wordt toegevoegd aan Matrix1 als nieuwe rijen. Dit verandert Matrix1 of Matrix2 niet.

colDim()

colDim(Matrix)Þuitdrukking

Geeft het aantal kolommen in Matrix.

Opmerking: zie ook rowDim().

colNorm()

colNorm(Matrix)Þuitdrukking

Geeft het maximum van de sommen van de absolute waarden van de elementen in de kolommen in Matrix.

Opmerking: onbepaalde matrixelementen zijn niet toegestaan. Zie ook rowNorm().

conj()

conj(Waarde1)Þwaarde

conj(Lijst1)Þlijst

conj(Matrix1)Þmatrix

Geeft de complex geconjugeerde van het argument.

Opmerking: alle onbepaalde variabelen worden behandeld als reële variabelen.

constructMat()

constructMat(Uitdr,Var1,Var2,aantalRijen,aantalKolommen)Þmatrix

Geeft een matrix op basis van de argumenten.

Uitdr is een uitdrukking in de variabelen Var1 en Var2. Elementen in de resulterende matrix worden gevormd door Uitdr uit te werken voor elke opgehoogde waarde van Var1 en Var2.

Var1 wordt automatisch verhoogd van 1 tot en met aantalRijen. Binnen elke rij wordt Var2 verhoogd van 1 tot en met aantalKolommen.

CopyVar()

CopyVar Var1, Var2

CopyVar Var1., Var2.

CopyVar Var1, Var2 kopieert de waarde van variabele Var1 naar variabele Var2, waarbij Var2 indien nodig gecreëerd wordt. Variabele Var1 moet een waarde hebben.

Als Var1 de naam van een bestaande, door de gebruiker gedefinieerde functie is, kopieert CopyVar de definitie van die functie naar functie Var2. Functie Var1 moet gedefinieerd zijn.

Var1 moet voldoen aan de naamgevingsvereisten of moet een indirecte uitdrukking zijn die vereenvoudigd wordt tot een variabelenaam die voldoet aan de vereisten.

CopyVar Var1., Var2. kopieert alle leden van de variabelegroep Var1. naar de groep Var2., waarbij Var2. indien nodig wordt gecreëerd.

Var1 moet de naam van een bestaande variabelegroep zijn, zoals de statistische stat.nn-resultaten of variabelen die gecreëerd zijn met de LibShortcut()-functie. Als Var2 reeds bestaat, dan vervangt deze opdracht alle elementen die beide groepen gemeenschappelijk hebben, en worden de elementen die nog niet bestaan toegevoegd. Als één of meer elementen van Var2. vergrendeld zijn, dan blijven alle elementen van Var2. ongewijzigd.

corrMat()

corrMat(Lijst1,Lijst2[,…[,Lijst20]])

Berekent de correlatiematrix voor de matrix bestaande uit [Lijst1, Lijst2, ..., Lijst20].

 

 

cos()

cos(Waarde1)Þwaarde

cos(Lijst1)Þlijst

cos(Waarde1) geeft de cosinus van het argument als een waarde.

cos(Lijst1) geeft een lijst van de cosinussen van alle elementen in Lijst1.

Opmerking: het argument wordt geïnterpreteerd als een hoek in graden, decimale graden of radialen volgens de huidige hoekmodus-instelling. U kunt ¡G of Rgebruiken om de hoekmodus tijdelijk te onderdrukken.

In de hoekmodus Graden:

 

In de hoekmodus Decimale graden:

 

In de hoekmodus Radialen:

cos(vierkanteMatrix1)ÞvierkanteMatrix

Geeft de matrixcosinus van vierkanteMatrix1. Dit is niet hetzelfde als het berekenen van de cosinus van elk element.

Wanneer een scalaire functie f(A) werkt op vierkanteMatrix1 (A), dan wordt het resultaat berekend door het volgende algoritme:

Bereken de eigenwaarden (li) en de eigenvectoren (Vi) van A.

vierkanteMatrix1 moet diagonaliseerbaar zijn. Bovendien kan hij geen symbolische variabelen hebben die geen waarde toegekend hebben gekregen.

Vorm de matrices:

Vervolgens A = X B X/en f(A) = X f(B) X/. Bijvoorbeeld cos(A) = X cos(B) X/ waarbij:

cos(B) =

 

Alle berekeningen worden uitgevoerd met behulp van drijvende komma-rekenkunde.

In de hoekmodus Radialen:

cos/()

cos/(Waarde1)Þwaarde

cos/(Lijst1)Þlijst

 

cos/(Waarde1) geeft de hoek waarvan de cosinus Waarde1 is.

cos/(Lijst1) geeft een lijst van de inverse cosinussen van elk element van Lijst1.

Opmerking: de uitkomst wordt in graden, decimale graden of radialen gegeven, volgens de ingestelde hoekmodus.

Opmerking: u kunt deze operator vanaf het toetsenbord van de computer invoeren door arccos(...) in te typen.

In de hoekmodus Graden:

 

In de hoekmodus Decimale graden:

 

In de hoekmodus Radialen:

cos/(vierkanteMatrix1)ÞvierkanteMatrix

Geeft de inverse matrixcosinus van vierkanteMatrix1. Dit is niet hetzelfde als het berekenen van de inverse cosinus van elk element. Zie voor informatie over de berekeningsmethode cos().

vierkanteMatrix1 moet diagonaliseerbaar zijn. Het resultaat bevat altijd getallen met een drijvende komma.

In de hoekmodus Radialen en rechthoekige complexe opmaak:

Om het hele resultaat te zien drukt u op 5 en gebruikt u vervolgens 7 en 8 om de cursor te verplaatsen.

cosh()

cosh(Waarde1)Þwaarde

cosh(Lijst1)Þlijst

cosh(Waarde1) geeft de cosinus hyperbolicus van het argument.

cosh(Lijst1) geeft een lijst van de cosinussen hyperbolicus van elk element van Lijst1.

In de hoekmodus Graden:

cosh(vierkanteMatrix1)ÞvierkanteMatrix

Geeft de matrixcosinus hyperbolicus van vierkanteMatrix1. Dit is niet hetzelfde als het berekenen van de cosinus hyperbolicus van elk element. Zie voor informatie over de berekeningsmethode cos().

vierkanteMatrix1 moet diagonaliseerbaar zijn. Het resultaat bevat altijd getallen met een drijvende komma.

In de hoekmodus Radialen:

cosh/()

cosh/(Waarde1)Þwaarde

cosh/(Lijst1)Þlijst

 

cosh/(Waarde1) geeft de inverse cosinus hyperbolicus van het argument.

cosh/(Lijst1) geeft een lijst van de inverse cosinussen hyperbolicus van elk element van Lijst1.

Opmerking: u kunt deze operator vanaf het toetsenbord van de computer invoeren door arccosh(...) in te typen.

cosh/(vierkanteMatrix1)ÞvierkanteMatrix

Geeft de inverse matrixcosinus hyperbolicus van vierkanteMatrix1. Dit is niet hetzelfde als het berekenen van de inverse cosinus hyperbolicus van elk element. Zie voor informatie over de berekeningsmethode cos().

vierkanteMatrix1 moet diagonaliseerbaar zijn. Het resultaat bevat altijd getallen met een drijvende komma.

In de hoekmodus Radialen en rechthoekige complexe opmaak:

Om het hele resultaat te zien drukt u op 5 en gebruikt u vervolgens 7 en 8 om de cursor te verplaatsen.

cot()

cot(Waarde1) Þ waarde

cot(Lijst1) Þ lijst

Geeft de cotangens van Waarde1 of geeft een lijst van de cotangensen van alle elementen Lijst1.

Opmerking: het argument wordt geïnterpreteerd als een hoek in graden, decimale graden of radialen volgens de huidige hoekmodus-instelling. U kunt ¡G of Rgebruiken om de hoekmodus tijdelijk te onderdrukken.

In de hoekmodus Graden:

 

In de hoekmodus Decimale graden:

 

In de hoekmodus Radialen:

cot/()

cot/(Waarde1)Þwaarde

cot/(Lijst1)Þlijst

Geeft de hoek waarvan de cotangens Waarde1 is of geeft een lijst met de inverse cotangens van elk element in Lijst1.

Opmerking: de uitkomst wordt in graden, decimale graden of radialen gegeven, volgens de ingestelde hoekmodus.

Opmerking: u kunt deze operator vanaf het toetsenbord van de computer invoeren door arccot(...) in te typen.

In de hoekmodus Graden:

 

In de hoekmodus Decimale graden:

 

In de hoekmodus Radialen:

coth()

coth(Waarde1)Þwaarde

coth(Lijst1)Þlijst

Geeft de cotangens hyperbolicus van Waarde1 of geeft een lijst van de cotangensen hyperbolicus van alle elementen in Lijst1.

coth/()

coth/(Waarde1)Þwaarde

coth/(Lijst1)Þlijst

Geeft de inverse cotangens hyperbolicus van Waarde1 of geeft een lijst met de inverse cotangensen hyperbolicus van elk element in Lijst1.

Opmerking: u kunt deze operator vanaf het toetsenbord van de computer invoeren door arccoth(...) in te typen.

count()

count(Waarde1ofLijst1 [,Waarde2ofLijst2 [,...]])Þwaarde

Geeft het samengenomen aantal van alle elementen in de argumenten die uitgewerkt worden tot numerieke waarden.

Elk argument kan een uitdrukking, waarde, lijst of matrix zijn. U kunt gegevenstypen mengen en argumenten met verschillende afmetingen gebruiken.

Bij een lijst, matrix of reeks cellen wordt elk element uitgewerkt om te bepalen of het moet worden opgenomen in de telling.

In de toepassing Lijsten & Spreadsheet kunt u een reeks cellen op de plaats van elk argument gebruiken.

Lege elementen worden genegeerd. Voor meer informatie over lege elementen, zie hier.

countif()

countif(Lijst,Criteria)Þwaarde

Geeft het samengenomen aantal van alle elementen in Lijst die voldoen aan de gespecificeerde Criteria.

Criteria kan zijn:

Een waarde, uitdrukking of tekenreeks. Bijvoorbeeld: 3 telt alleen die elementen in Lijst die vereenvoudigd worden tot de waarde 3.
Een Booleaanse uitdrukking met het symbool ? als tijdelijke plaatsaanduiding voor elk element. Bijvoorbeeld, ?<5 telt alleen die elementen in Lijst die kleiner zijn dan 5.

In de toepassing Lijsten & Spreadsheet kunt u een reeks cellen gebruiken op de plaats van Lijst.

Lege elementen in de lijst worden genegeerd. Voor meer informatie over lege elementen, zie hier.

Opmerking: zie ook sumIf(), hier en frequency(), hier.

Telt het aantal elementen dat gelijk is aan 3.

 

Telt het aantal elementen dat gelijk is aan "def".

 

Telt 1 en 3.

 

Telt 3, 5 en 7.

 

Telt 1, 3, 7 en 9.

cPolyRoots()

cPolyRoots(Poly,Var)Þlijst

cPolyRoots(LijstVanCoëff)Þlijst

De eerste syntax, cPolyRoots(Poly,Var), geeft een lijst met complexe oplossingen van de veelterm (polynoom) Poly voor de variabele Var.

Poly moet een veelterm in uitgewerkte vorm met één variabele zijn. Gebruik geen niet-uitgewerkte vormen zoals y2·y+1 of x·x+2·x+1

De tweede syntax, cPolyRoots(LijstVanCoëff), geeft een lijst met complexe oplossingen voor de coëfficiënten in LijstVanCoëff.

Opmerking: zie ook polyRoots(), hier.

 

crossP()

crossP(Lijst1, Lijst2)Þlijst

Geeft het uitwendige product van Lijst1 en Lijst2 als een lijst.

Lijst1 en Lijst2 moeten gelijke afmetingen hebben, en de afmeting moet 2 of 3 zijn.

crossP(Vector1, Vector2)Þvector

Geeft een rij- of kolomvector (afhankelijk van de argumenten) die het uitwendig product is van Vector1 en Vector2.

Zowel Vector1 als Vector2 moeten rijvectoren zijn, of beide moeten kolomvectoren zijn. Beide vectoren moeten gelijke afmetingen hebben, en de afmeting moet 2 of 3 zijn.

csc()

csc(Waarde1)Þwaarde

csc(Lijst1)Þlijst

Geeft de cosecans van Waarde1 of geeft een lijst met de cosencansen van alle elementen in Lijst1.

In de hoekmodus Graden:

 

In de hoekmodus Decimale graden:

 

In de hoekmodus Radialen:

csc/()

csc/(Waarde1) Þ waarde

csc/(Lijst1) Þ lijst

Geeft de hoek waarvan de cosecans Waarde1 is of geeft een lijst met de inverse cosecans van elk element in Lijst1.

Opmerking: de uitkomst wordt in graden, decimale graden of radialen gegeven, volgens de ingestelde hoekmodus.

Opmerking: u kunt deze operator vanaf het toetsenbord van de computer invoeren door arccsc(...) in te typen.

In de hoekmodus Graden:

 

In de hoekmodus Decimale graden:

 

In de hoekmodus Radialen:

csch()

csch(Waarde1) Þ waarde

csch(Lijst1) Þ lijst

Geeft de cosecans hyperbolicus van Waarde1 of geeft een lijst van de cosecansen hyperbolicus van alle elementen in Lijst1.

csch/()

csch/(Waarde) Þ waarde

csch/(Lijst1) Þ lijst

Geeft de inverse cosecans hyperbolicus van Waarde1 of geeft een lijst met de inverse cosecans hyperbolicus van elk element in Lijst1.

Opmerking: u kunt deze operator vanaf het toetsenbord van de computer invoeren door arccsch(...) in te typen.

CubicReg

CubicReg X, Y[, [Freq] [, Categorie, Opnemen]]

Berekent de derdegraads veeltermregressiey = a·x3+b· x2+c·x+dop de lijsten X en Y met frequentie Freq. Een samenvatting van de resultaten wordt opgeslagen in de variabele stat.resultaten (hier).

Alle lijsten moeten gelijke afmetingen hebben, behalve Opnemen.

X en Y zijn lijsten met onafhankelijke en afhankelijke variabelen.

Freq is een optionele lijst met frequentiewaarden. Elk element in Freq specificeert de frequentie waarmee elk overeenkomstig X- en Y-punt voorkomt. De standaardwaarde is 1. Alle elementen moeten gehele getallen | 0 zijn.

Categorie is een lijst met numerieke of tekst-categoriecodes voor de overeenkomstige X- en Y-gegevens.

Opnemen is een lijst met één of meer van de categoriecodes. Alleen de gegevens waarvan de categoriecode is opgenomen in deze lijst worden opgenomen in de berekening.

Zie voor informatie over het effect van lege elementen in een lijst “Lege elementen” (hier).

 

Uitvoervariabele

Beschrijving

stat.RegEqn

Regressievergelijking: a·x3+b·x2+c·x+d

stat.a, stat.b, stat.c, stat.d

Regressiecoëfficiënten

stat.R2

Determinatiecoëfficiënt

stat.Resid

Residuen uit de regressie

stat.XReg

Lijst van de gegevens in de gemodificeerde XLijst die feitelijk gebruikt worden in de regressie op basis van beperkingen van Freq, Categorielijst en Categorieën opnemen

stat.YReg

Lijst van gegevens in de gemodificeerde YLijst die feitelijk gebruikt worden in de regressie op basis van beperkingen van Freq, Categorielijst en Categorieën opnemen

stat.FreqReg

Lijst van frequenties die corresponderen met stat.XReg en stat.YReg

cumulativeSum()

cumulativeSum(Lijst1)Þlijst

Geeft een lijst met de cumulatieve sommen van de elementen in Lijst1, beginnend bij element 1.

cumulativeSum(Matrix1)Þmatrix

Geeft een matrix van de cumulatieve sommen van de elementen van Matrix1. Elk element is de cumulatieve som van de kolom, van boven naar beneden.

Een leeg element in Lijst1 of Matrix1 levert een leeg element in de resulterende lijst of matrix op. Voor meer informatie over lege elementen, zie hier.

Cycle

Cycle

Brengt de besturing onmiddellijk naar de volgende iteratie van de huidige lus (For, While of Loop).

Cycle is niet toegestaan buiten de drie lusstructuren (For, While of Loop).

Opmerking bij het invoeren van het voorbeeld: Instructies over het invoeren van programma's met meerdere regels en functiedefinities vindt u in het hoofdstuk Rekenmachine van de handleiding van uw product.

Functies die de gehele getallen van 1 tot 100 optelt, waarbij 50 wordt overgeslagen.

4Cylind

Vector 4Cylind

Opmerking: u kunt deze operator vanaf het toetsenbord van de computer invoeren door @>Cylind in te typen.

Geeft de rij- of kolomvector in cilindrische vorm weer [r,±q, z].

Vector moet exact drie elementen hebben. De vector kan een rij of een kolom zijn.