In een familie van functies heeft elk lid zijn eigen waarde voor één of meer van de parameters. Door de parameters als een lijst in te voeren, kunt u een enkele uitdrukking gebruiken om een familie van maximaal 16 functies in een grafiek te tekenen.
Bijvoorbeeld, de uitdrukking
f1_1(x) = ‑1 • x + 2
f1_2(x) = 0 • x + 4
f1_3(x) = 1 • x + 6
f1_4(x) = 2 • x + 8
| 1. | In het menu Grafiek Invoer/bewerken selecteert u Functie. |
| 2. | Voer de uitdrukking in, gebruik lijsten om de leden van de familie aan te geven. |
| 3. | Druk op Enter om een grafiek te tekenen van de functies. |
Iedere functie wordt apart gelabeld (f1_1, f1_2) om zijn plaats in de volgorde in de uitdrukking aan te geven.
Opmerking: U kunt een enkele functiegrafiek niet bewerken om deze te wijzigen in een familie van functies.