Variabelen gebruiken (koppelen)

Het delen of koppelen van de variabelen die u creëert is een krachtige tool voor wiskundige verkenningen. De weergave van gekoppelde variabelen wordt automatisch bijgewerkt wanneer de waarde van de variabele verandert.

Koppelen naar gedeelde variabelen

Om een opgeslagen variabele te gebruiken:

1. Geef de pagina weer en selecteer de locatie of het object waaraan u een variabele wilt koppelen.
2. Selecteer de variabelentool h.

De opties voor Variabelen worden weergegeven. De software weet welke typen variabelen zullen werken op de locatie of met het geselecteerde object, en zal alleen die variabelen weergeven.

3. Gebruik 9 en : om door de lijst te scrollen, of typ een deel van de variabelenaam in.

Terwijl u typt, geeft het systeem een lijst met variabelen weer die beginnen met de letters die u heeft ingetypt. Door een deel van de naam in te typen kunt u een variabele sneller vinden als de lijst erg lang is.

4. Wanneer u de naam van de variabele die u wilt gebruiken hebt gevonden en gemarkeerd, klik dan op de naam of druk op ·.

De geselecteerde variabelewaarde wordt gekoppeld.

Een Lijsten & Spreadsheet-cel aan een variabele koppelen

Wanneer u een cel koppelt aan een variabele, houdt Lijsten & Spreadsheet de celwaarde up-to-date zodat deze steeds de huidige waarde van de variabele weerspiegelt. De variabele kan elke willekeurige variabele in de huidige opgave zijn, en kan gedefinieerd worden in Grafieken & Meetkunde, Rekenmachine of een exemplaar van Lijsten & Spreadsheet.

Opmerking: koppel niet aan een systeemvariabele. Als u dit wel doet, wordt de variabele mogelijk niet geüpdatet door het systeem. Systeemvariabelen zijn onder andere ans, StatMatrix en statistische resultaten (zoals RegEqn, dfError en Resid).

1. Klik op de cel die u wilt koppelen aan de variabele.
2. Open het VarLink-menu:
- Klik op en klik op Cel.
- Rekenmachine: Druk op h.

Het menu VarLink verschijnt.

3. Scrol onder Koppelen aan naar de naam van de variabele en klik erop.

De cel toont de waarde van de variabele.

Een variabele gebruiken in een berekening

Nadat u een waarde in een variabele heeft opgeslagen, kunt u de variabelenaam in een uitdrukking gebruiken in plaats van de opgeslagen waarde.

1. Voer de uitdrukking in:
- Typ 4*25*num^2 op de invoerregel en druk op Enter.
- Rekenmachine: Typ 4 r 25 r num^2 op de invoerregel en druk op ·.

Rekenmachine substitueert 517, de waarde die momenteel is toegekend aan num en werkt de uitdrukking uit.

2. Voer de uitdrukking in:
- Typ 4*25*nonum^2 en druk op Enter.
- Rekenmachine: Typ 4 r 25 r nonum^2 op de invoerregel en druk op ·.

CAS: Omdat de variabele nonum niet gedefinieerd is, wordt hij algebraïsch behandeld in het resultaat.

Omdat de variabele nonum niet gedefinieerd is, geeft de uitdrukking een foutmelding.