Objecten meten
Meetwaarden worden automatisch bijgewerkt als u het gemeten object manipuleert.
Opmerking: Afmetingen van objecten die zijn gemaakt in de toepassing Grafieken worden weergegeven in algemene eenheden die u genoemd worden. Afmetingen van objecten die gemaakt zijn in de toepassing Meetkunde worden weergegeven in centimeters (cm).
De lengte van een lijnstuk, cirkelboog of vector meten
| 1. | Selecteer in het menu Meten de tool Lengte. (In de toepassing Grafieken klikt u op Meetkunde > Meten > Lengte.) |
| 2. | Klik op het object om zijn lengte weer te geven. |
| 1. | Selecteer in het menu Meten de tool Lengte. (In de toepassing Grafieken klikt u op Meetkunde > Meten > Lengte.) |
| 2. | Klik op het eerste punt. |
| 3. | Selecteer door te klikken het tweede punt of een punt op de lijn of de cirkel. |
|
|
| 1. | Selecteer in het menu Meten de tool Lengte. (In de toepassing Grafieken klikt u op Meetkunde > Meten > Lengte.) |
| 2. | Klik op het object om de omtrek ervan weer te geven. |
| 1. | Selecteer in het menu Meten de tool Lengte. (In de toepassing Grafieken klikt u op Meetkunde > Meten > Lengte.) |
| 2. | Klik op twee hoekpunten op het object die de zijde vormen die u wilt meten. |
Opmerking: U moet op twee hoekpunten klikken om een zijde te meten. Door op de zijde te klikken, wordt de hele omtrek van het object gemeten.
Opmerking: U kunt de oppervlakte van een veelhoek die gemaakt is met de tool Lijnstuk niet meten.
| 1. | In het menu Meten selecteert u Oppervlakte. (In de toepassing Grafieken klikt u op Meetkunde > Meten > Oppervlakte.) |
| 2. | Klik op het object om zijn oppervlakte weer te geven. |
| 1. | Selecteer in het menu Meten de tool Helling. (In de toepassing Grafieken klikt u op Meetkunde > Meten > Helling.) |
| 2. | Klik op het object om zijn helling weer te geven. |
De waarde wordt automatisch bijgewerkt als u het object manipuleert.
In de toepassing Meetkunde worden hoeken van 0° tot 180° gemeten. In de toepassing Grafieken worden hoeken van 0 radialen tot π radialen gemeten. Om de hoekeenheid te wijzigen gebruikt u het menu Instellingen.
| 1. | Selecteer in het menu Meten de tool Hoek. (In de toepassing Grafieken klikt u op Meetkunde > Meten > Hoek.) |
| 2. | Klik op drie locaties of punten om de hoek te definieren. De tweede klik bepaalt het hoekpunt. |
| 1. | Selecteer in het menu Meten de tool Gerichte hoek. (In de toepassing Grafieken klikt u op Meetkunde > Meten > Gerichte hoek.) |
| 2. | Klik op drie locaties of bestaande punten om de hoek te definieren. De tweede klik bepaalt het hoekpunt. |
| 3. | Om de oriëntatie van de meting om te keren, |
| a) | selecteert u de optie Eigenschappen in het menu Actie. |
| b) | Klik op de tekst van de hoek. Klik bijvoorbeeld op 300°. |
| c) | Selecteer de eigenschap oriëntatie en gebruik de pijltjestoetsen naar links en naar rechts om deze te wijzigen. |
| d) | Druk op Esc om de Eigenschappentool te sluiten. |
| ▶ | Versleep de maat (meetwaarde) naar de gewenste locatie. |
Opmerking: Als u een meetwaarde te ver van zijn object verplaatst, volgt deze het object niet langer. De waarde wordt echter wel bijgewerkt als u het object manipuleert.
U kunt de lengte van een zijde van een driehoek, rechthoek of veelhoek instellen door de gemeten waarde ervan te bewerken.
| ▶ | Dubbelklik op de afmeting en voer de nieuwe waarde in. |
Gebruik deze methode om een variabele te maken en er een gemeten waarde aan toe te wijzen.
| 1. | Geef het contextmenu van het item weer en kies Opslaan. |
| 2. | Voer een variabelenaam in voor de opgeslagen maat. |
Gebruik deze methode om een gemeten lengtewaarde toe te wijzen aan een bestaande variabele.
| 1. | Geef het contextmenu van de afmeting weer en selecteer Variabelen > Koppelen aan. |
Het menu toont een lijst van momenteel gedefinieerde variabelen.
| 2. | Klik op de naam van de variabele waaraan u wilt koppelen. |
| ▶ | Geef het contextmenu van de afmeting weer en selecteer Verwijderen. |
| 1. | Geef het contextmenu van de afmeting weer en selecteer Eigenschappen. |
| 2. | Gebruik de pijltjes omhoog/omlaag om de eigenschap Vergrendelen te selecteren. |
| 3. | Gebruik de pijltjes links/rechts om te vergrendelen of ontgrendelen. |
Zolang de waarde vergrendeld blijft, zijn manipulaties die de maat zouden veranderen niet toegestaan.