Wat u moet weten
1. | Ga naar het menu Instellingen in de Documenten-toolbox en selecteer Instellingen. |
2. | Selecteer de instellingen die u wilt gebruiken. |
- | Weergave van cijfers. Stelt het weergaveformaat voor getallen in op Drijvende of Vaste komma. |
- | Grafiekhoek. Stelt de hoekeenheid voor alle grafieken en 3D-grafiektoepassingen in het huidige document in. De standaard instelling is radiaal. Stel dit in op Auto als u wilt dat de grafiekhoeken de hoekinstelling volgen in het hoofdmenu Bestand > Instellingen. Een hoekmodusindicator geeft de resulterende modus weer in Grafieken en toepassingen van 3D-grafieken. |
- | Meetkundehoek. Stelt de hoekeenheid in voor alle meetkundige toepassingen in het huidige document. De standaardinstelling is graden. Stel dit in op Auto als u wilt dat de meetkundehoeken de hoekinstelling volgen in het hoofdmenu Bestand > Instellingen. Een hoekmodusindicator geeft de resulterende modus weer in meetkundetoepassingen. |
- | Raster. Stelt de rasterweergave in in de toepassing Grafieken. De standaardinstelling is Geen raster. Puntraster en gelijnd raster zijn ook beschikbaar. |
- | Plotlabels automatisch verbergen. In de toepassing Grafieken wordt het label verborgen dat gewoonlijk naast een grafiek wordt weergegeven. |
- | Eindwaarden assen weergeven. Alleen van toepassing in de toepassing Grafieken. |
- | Tooltips voor functiemanipulatie weergeven. Alleen van toepassing in de toepassing Grafieken. |
- | Automatisch interessante punten zoeken. Geeft, in de toepassing Grafieken, nulpunten, minima en maxima weer tijdens het volgen van functiegrafieken. |
- | Hoeken van geometrische driehoeken dwingen tot gehele getallen. Beperkt de hoeken van een driehoek tot waarden met gehele getallen terwijl u de driehoek maakt of bewerkt. Deze instelling geldt alleen in de geometrische weergave met de geometrische hoekeenheid ingesteld op graden of decimale graden. Niet van toepassing op analytische driehoeken in grafiekweergave of op analytische driehoeken in het analysevenster of de geometrische weergave. Deze instelling heeft geen gevolgen voor bestaande hoeken, en is niet van toepassing bij het bouwen van een driehoek op basis van eerder ingevoegde punten. Deze instelling is standaard niet geselecteerd. |
- | Punten automatisch labelen. Geldt voor labels (A, B, ..., Z, A1, B1, en zo verder) tot punten, lijnen en hoekpunten van geometrische vormen terwijl u ze tekent. De labelrij begint bijA voor elke pagina in een document. Deze instelling is standaard niet geselecteerd. |
Opmerking: Als u een nieuw object maakt dat gebruik maakt van bestaande niet-gelabelde punten, dan worden die punten niet automatisch gelabeld in het uitgevoerde object.
- | Klik op Herstellen om alle instellingen terug te zetten op hun standaard fabriekswaarden. |
- | Klik op Standaard maken om de huidige instellingen toe te passen op het geopende document en op te slaan als standaard voor nieuwe documenten in Grafieken en Meetkunde. |
Contextmenu's geven snelle toegang tot veelgebruikte opdrachten en tools die van toepassing zijn op een specifiek object. U kunt bijvoorbeeld een contextmenu gebruiken om de lijnkleur van een object te wijzigen of om een verzameling geselecteerde objecten te groeperen.
▶ | U kunt het contextmenu voor een object op een van de volgende manieren weergeven. |
- | Windows®: Klik met de rechtermuisknop op het object. |
- | Mac®: Houd " ingedrukt en klik op het object. |
- | Rekenmachine: Ga met de cursor naar het object en druk op / b. |
U kunt afzonderlijke grafieken, meetkundige objecten, tekst, labels, maten en eindwaarden van assen verbergen of weergeven.
Verborgen grafieken of objecten tijdelijk weergeven of herstellen als weergegeven objecten:
1. | Selecteer in het menu Acties de optie Verbergen/Weergeven. |
De tool Verbergen/Weergeven wordt weergegeven in het werkgebied en alle verborgen objecten worden zichtbaar in gedempte kleuren.
2. | Klik op een grafiek of object om te wisselen tussen weergeven/verbergen. |
3. | Om de wijzigingen toe te passen en de tool Verbergen/Weergeven te sluiten drukt u op ESC. |
U kunt een afbeelding als achtergrond voor een Grafieken- of Meetkunde-pagina invoegen. Het bestandsformaat van de afbeelding kan .bmp, .jpg, of .png zijn.
1. | Klik in het menu Invoegen op Afbeelding. |
2. | Navigeer naar de afbeelding die u wilt invoegen, selecteer deze en klik op Openen. |
Voor informatie over het verplaatsen, vergroten/verkleinen of verwijderen van een achtergrondafbeelding raadpleegt u Werken met afbeeldingen in de software.
1. | Selecteer Tekst in het menu Acties. |
De Teksttool verschijnt in het werkgebied.
2. | Klik op de plaats waar u de tekst wilt plaatsen. |
3. | Voer de tekst in in het tekstvak dat wordt weergegeven en druk dan op Enter. |
4. | Om de Teksttool te sluiten drukt u op ESC. |
5. | Dubbelklik op de tekst om deze te bewerken. |
1. | Selecteer het verband door op de grafiek ervan te klikken. |
2. | Druk op Backspace of DEL. |
De grafiek wordt zowel uit het werkgebied als uit de grafiekgeschiedenis verwijderd.