Rekenmachine-uitdrukkingen bewerken
Hoewel u geen uitdrukking in de Rekenmachine-geschiedenis kunt bewerken, kunt u de hele uitdrukking of een deel van de uitdrukking kopiëren en deze in de invoerregel plakken. U kunt de invoerregel vervolgens bewerken.
De cursor positioneren in een uitdrukking
|
▶
|
Druk op e, ¡, ¢, £ of ¤ om de cursor door de uitdrukking te verplaatsen. De cursor wordt verplaatst naar de dichtstbijzijnde geldige positie in de richting waarin u drukt. |
Opmerking: een uitdrukkingstemplate kan de cursor dwingen om door zijn parameters te lopen, zelfs als sommige parameters niet precies in het pad van de cursorbeweging liggen. Bijvoorbeeld: door omhoog te gaan vanaf het hoofdargument van een integraal gaat de cursor altijd naar de bovengrens.
Invoegen in een uitdrukking op de invoerregel
|
1.
|
Plaats de cursor op het punt waarop u aanvullende elementen wilt invoegen. |
|
2.
|
Typ de elementen die u wilt invoegen. |
Opmerking: wanneer u een open haakje invoegt, voegt de Rekenmachine een tijdelijk sluithaakje toe, dat grijs wordt weergegeven. U kunt het tijdelijke haakje uitschakelen door hetzelfde haakje handmatig te typen of door iets na het tijdelijke haakje te typen (en daardoor zijn positie in de uitdrukking impliciet te valideren). Nadat u het tijdelijke grijze haakje heeft uitgeschakeld wordt dit vervangen door een zwart haakje.
Een deel van een uitdrukking selecteren
|
1.
|
Plaats de cursor op het startpunt in de uitdrukking. |
Rekenmachine: Druk op ¡, ¢, £ of ¤ om de cursor te verplaatsen.
|
2.
|
Houd g ingedrukt en druk op ¡, ¢, £ of ¤ om een selectie te maken. |
Een hele uitdrukking of een deel ervan wissen op de invoerregel
|
1.
|
Selecteer het deel van de uitdrukking dat u wilt wissen. |