Door de gebruiker gedefinieerde functies en programma's creëren
U kunt het commando Define gebruiken om uw eigen functies en programma's te creëren. U kunt ze in de toepassing Rekenmachine of in de Programma-editor creëren, en ze daarna gebruiken in andere TI-Nspire™-toepassingen.
Zie voor meer informatie Overzicht van de Programma Editor en Bibliotheken.
Stel dat u een functie wilt definiëren met de naam cube() die de derdemacht van een getal of variabele berekent.
1. | Typ op de invoerregel van de Rekenmachine Define cube(x)=x^3 en druk op Enter. |
Het bericht “Gereed” bevestigt dat de functie gedefinieerd is.
2. | Typ cube(2) en druk op Enter om de functie te testen. |
U kunt een functie definiëren die bestaat uit meerdere opdrachten die op aparte regels worden ingevoerd. Een functie met meerdere regels kan gemakkelijker te lezen zijn dan een functie met meerdere opdrachten die gescheiden worden door dubbele punten.
Opmerking: u kunt functies met meerdere regels alleen creëren met behulp van het commando Define. U kunt de operatoren := of → niet gebruiken om definities met meerdere regels te creëren. Het template Func...EndFunc dient als "verpakking" voor de opdrachten.
Een voorbeeld: definieer een functie met de naam g(x,y) die de twee argumenten x en y vergelijkt. Als argument x > is dan argument y, dan geeft de functie de waarde van x als resultaat. In alle andere gevallen moet deze de waarde van y als resultaat geven.
1. | Typ op de invoerregel van de Rekenmachine Define g(x,y)=. Druk nog niet op Enter. |
2. | Voeg het template Func...EndFunc in. |
Selecteer in het menu Functies & programma's de optie Func...EndFunc.
Rekenmachine voegt het template in.
3. | Voeg het template If...Then...Else...EndIf in. |
Selecteer in het menu Functies & programma's de optie Besturing (control) en vervolgens If...Then...Else...EndIf.
Rekenmachine voegt het template in.
4. | Typ de overige gedeeltes van het programma in. Gebruik de pijltjestoetsen om de cursor van regel naar regel te verplaatsen. |
5. | Druk op Enter om de definitie te voltooien. |
6. | Werk g(3,-7) uit om de functie te testen. |
Binnen een template van meerdere regels zoals Func...EndFunc of If...EndIf, kunt u een nieuwe regel beginnen zonder de definitie te voltooien.
• | Rekenmachine: Druk op @ in plaats van ·. |
• | Windows®: Houd Alt ingedrukt en druk op Enter. |
• | Macintosh®: Houd Option ingedrukt en druk op Enter. |
Definieer bijvoorbeeld een functie sumIntegers(x) die de cumulatieve som van de gehele getallen 1 tot en met x berekent.
1. | Typ op de invoerregel van de Rekenmachine Define sumIntegers(x)=. Druk nog niet op Enter. |
2. | Voeg het template Func...EndFunc in. |
Selecteer in het menu Functies & programma's de optie Func...EndFunc.
Rekenmachine voegt het template in.
3. | Typ de volgende regels, waarbij u aan het eind van elke regel op @ of Alt+Enter drukt. |
4. | Nadat u Return tmpsum heeft getypt drukt u op Enter om de definitie te voltooien. |
5. | Werk sumIntegers(5) uit om de functie te testen. |
Het definiëren van een programma lijkt op het definiëren van een functie met meerdere regels. Het template Prgm...EndPrgm dient als "verpakking" voor de opdrachten in het programma.
Creëer bijvoorbeeld een programma met de naam g(x,y) dat twee argumenten met elkaar vergelijkt. Op basis van de vergelijking moet het programma de tekst “x>y” of “x≤y” weergeven (waarbij de waarden van x en y in de tekst worden weergegeven).
1. | Typ op de invoerregel van de Rekenmachine Define prog1(x,y)=. Druk nog niet op Enter. |
2. | Voeg het template Prgm...EndPrgm. |
Selecteer in het menu Functies & programma's de optie Prgm...EndPrgm.
3. | Voeg het template If...Then...Else...EndIf in. |
Selecteer in het menu Functies & programma's de optie Besturing en vervolgens If...Then...Else...EndIf.
4. | Typ de overige gedeelten van het programma in. Gebruik de pijltjestoetsen om de cursor van regel naar regel te verplaatsen. Gebruik het symboolpalet om het symbool “≤“ in te typen |
5. | Druk op Enter om de definitie te voltooien. |
6. | Voer prog1(3,-7)uit om het programma te testen. |
U kunt een functie of programma dat u gedefinieerd heeft opnieuw gebruiken of wijzigen.
1. | Geef de lijst met gedefinieerde functies weer. |
Selecteer in het menu Acties de optie Definitie oproepen.
2. | Selecteer de naam uit de lijst. |
De definitie (bijvoorbeeld Define f(x)=1/x+3) wordt in de invoerregel geplakt, zodat u hem kunt bewerken.