You are here:TI-84 Plus T eGuide > Graphing Calculator > TI-84 Plus T Graphing Calculator > De matrix-editor gebruiken

Werken met matrices

U kunt matrices invoeren met behulp van de matrix-editor op uw grafische rekenmachine. U kunt bijvoorbeeld de volgende bewerkingen uitvoeren op matrices:

Optellen
Omkeren (inverteren)
Delen
Vermenigvuldigen
Elementaire rijbewerkingen
Aftrekken

Links naar onderwerpen

De matrix-editor gebruiken

Een berekening met een matrix uitvoeren

De matrix-editor gebruiken

1. Druk op y ¾.
2. Druk op ~ om naar het submenu BEWERKEN te navigeren.
3. Maak een keuze uit één van de 10 toegestane matrixvariabelenamen [A] – [J].
4. Voer de afmetingen van de matrix in en voer vervolgens waarden in in elke cel van de matrix.

Opmerking: gebruik, wanneer u in de editor werkt, de pijltjestoetsen om tussen cellen te navigeren.

Voorbeeld:

Matrix [C] is nu opgeslagen in het geheugen als een 3x3 matrix.

Een berekening met een matrix uitvoeren

1. Druk op y 5 om naar het hoofdscherm te gaan.
2. Druk op y ¾ en gebruik het submenu WISKUNDE om een matrixcommando te selecteren.
3. Gebruik het submenu NAMEN om de matrixnaam te plakken.

Opmerking: een matrixnaam, bijvoorbeeld [C], is een speciaal teken en kan ALLEEN vanuit het menu ¾ NAMEN worden geplakt voor een berekening. De matrixnaam kan niet worden getypt met het toetsenbord van de rekenmachine.

Voorbeeld:

De determinant van [C] bepalen zoals hierboven ingevoerd:

Gebruik het menu ¾ WISKUNDE om het commando
- 1: det(

-en-

- ¾ NAMEN 3: [C]

als matrixvariabelen te plakken op het hoofdscherm.

Opmerking: denk eraan dat u een matrixnaam niet kunt intypen met het toetsenbord van de rekenmachine. Gebruik het menu [MATRIX] NAMEN om een matrixnaam te plakken.