|
1.
|
Druk op Œ en kies 9:Inequalz. |
|
2.
|
Druk op een willekeurige toets om het splash-scherm af te sluiten. De cursor knippert op het = teken. |
|
|
|
3.
|
Druk op ƒ _ om het = teken te veranderen in een “kleiner dan” (<) teken. Opmerking: gebruik in de Inequality Graphing App de ƒ toets om de schermtoetsen te activeren. (^, _, `, a en b zijn schermtoetsen). |
|
|
|
4.
|
Druk op ~ om te beginnen met typen. |
|
|
|
5.
|
Voer 2X-3 in naast Y1 < (door op Á ƒ ¿ j  te drukken). (Deze app arceert alle resultaten die kleiner zijn dan deze functie wanneer de grafiek van de functie wordt getekend). |
|
|
|
6.
|
Druk op † en vervolgens op | zodat de cursor op het is-gelijk-teken naast Y2 knippert. |
|
7.
|
Druk op ƒ a om het is-gelijk-teken te veranderen in een “groter dan” (>) teken. |
|
8.
|
Druk op ~ om te beginnen met typen. |
|
|
|
9.
|
Voer -2X+5 in naast Y2 > (door op Ì Á ƒ ¿ Ã · te drukken). (De app arceert alle resultaten die groter zijn dan deze functie wanneer de grafiek van de functie wordt getekend). |
|
|
|
10.
|
Druk op s. De grafiek toont alle resultaten die kleiner zijn dan 2X-3 en groter dan -2X+5. De doorsnede van de twee functies wordt op een andere manier gearceerd. |
|
|
|
11.
|
Bekijk de doorsnede van deze twee ongelijkheden. Om de snijpunten te zoeken: |
|
b)
|
Selecteer 1:Ungleich. schnitt. De grafiek die wordt gemaakt toont alleen de doorsnede van de twee ongelijkheden. |
|
|